Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [43]Die den haat bedekt, is van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt, is een zot. 43. De zin is dat zij beiden kwalijk doen, zowel degene, die hun naaste heimelijk haten, hoewel zij niet kwaad van hem spreken, als die zijnen naam vrijuit met openbare lasterrede schenden. Anders: die den haat bedekt [met] valse lippen, en die een kwaad gerucht uitbrengt, die is een zot. Anders: valse lippen bedekken gaat, enz.